22 februari: Neusversatie




Gijsje and Annosh started talking about noses last summer. About a gigantic nose of clay and about one that is lost in the story of Nikolaj Gogol. This is how a nose-(con)versation, photo series, story, sculptures and short film about the sensuality and idiosyncrasy of noses started. Come and listen and be led by your nose! 

https://annoshurbanke.com

We open the Neusversatie exhibition at 7pm and bring your own drinks!

Exhibition:
Time: 7pm - 11 pm 
Address: Atelier Oh Nee, Lombokstraat 63, Leiden





































Een onwaarschijnlijk toevallig toeval
In de zomer van 2018 hebben Annosh Urbanke en ikzelf bedacht om een kunstexpositie te organiseren rondom het thema ‘de neus’. Je kan dan natuurlijk niet het korte verhaal van Gogol niet lezen, eveneens genaamd ‘de neus’. Ik heb dit gedaan, overigens met veel plezier. Wat ik vooral sterk vond, was dat het mysterie niet wordt opgelost.
Het was mijn streven om voor deze expositie eveneens een kort verhaal te schrijven, maar na het lezen van Gogol zakte de moed me in de schoenen. Dit kan ik onmogelijk overtreffen. Het enige wat ik nu zal doen is de lezer kort toelichten over het vreemde voorval wat mij trof in de week na het lezen van dit korte verhaal. Het is een onwaarschijnlijk toevallig toeval, aangezien het eveneens te doen heeft met een neus (het mijne namelijk) en het, net als het verhaal van Gogol, wat vreemd is.
Ik voelde me al lange tijd wat grieperig, niet ongebruikelijk voor mijn doen, ik ben namelijk vaak ziek. Ik had daarom besloten veel thee te drinken, wat te stomen en een paracetamol in te nemen voor het slapengaan. Ook had ik naast mijn bed, op het gammele nachtkastje geërfd van mijn overleden grootmoeder, neusspray klaargezet, voor het geval mijn neus dicht zou geraken van het snot tijdens het slapen. Ik droom dan vaak dat ik stik en schrik vervolgens wakker.
Gelukkig was ik die nacht niet wakker geschrokken. Sterker nog, ik had heerlijk geslapen. Het enige vervelende was dat ik niet goed kon zien toen ik opstond. Alles om me heen was wazig. Ondanks het vele wrijven in de ogen en het wassen van mijn gezicht bleef de wereld om mij heen een mistig schouwspel. Ik merkte dat mijn hondje, een zwart vuilnisbakje van ongeveer zes kilo, er een beetje onrustig van werd. Ik trachtte mijzelf te kleden en een ontbijtje te maken (havermout met banaan), dit lukte gelukkig. Hierna maakte ik m’n hondje vast aan haar riem. We liepen samen naar buiten, natuurlijk met een langzame pas, ik wilde ongelukken voorkomen.
Vooral het oversteken was een kriem kan ik u vertellen! Na het oversteken kwamen we aan bij het slootje. Wiske en ik lopen hier geregeld omheen, zodat zij zich kan ontlasten. Terwijl ze door haar achterpootjes zakte om de zojuist benoemde daad te verrichten, werd ik plotseling aangesproken door een individu. Ik weet helaas niet wie, ik kon het niet zien. Deze zei op een wat hysterische toon: ‘Mevrouw er komt stoom uit uw neus!’. Ik schrok en geloofde haar in eerste instantie niet, alhoewel het wel het één en ander zou verklaren. Ik wist niet zo goed hoe ik moest reageren. Daarom besloot ik dat niet te doen en de korte wandeling met Wiske af te maken, wederom over te steken en naar huis te gaan.
Na een aantal minuten op de bank te hebben gezeten belde ik de huisarts. Wat trouwens ook erg lastig was, ik kon natuurlijk niet goed zien welke nummers ik indrukte op mijn telefoon. Ik denk dat het mij wel meer dan tien pogingen heeft gekost. ‘Met de assistente van huisartsenpraktijk Prinsenstraat’, hoorde ik door mijn telefoon. ‘Hallo, u spreekt met Gijsje Heemskerk. Ik heb nogal last van de griep en ik zou graag willen dat de dokter er even voor de zekerheid naar kijkt.’. ‘Wat is uw geboortedatum?’, vroeg de assistente. ‘Dertig, negen, negentien negentig, mevrouw.’, zei ik terug. ‘Ik heb vanmiddag een plaatsje voor u om kwart over vier’.
De huisarts is in principe maar vijf minuten lopen van mijn huis, maar gezien de omstandigheden leek het mij verstandig om een half uur van te voren te vertrekken. Half op de tast vond ik een vrije stoel in de wachtruimte. Waar ik niet lang hoefde te zitten, want na nog geen minuut hoorde ik een vrouwenstem mijn naam roepen. Ik ging op het geluid af. Nog voordat ik de kamer binnen was, zei de dokter het volgende: ‘Ik zie al wat het is mevrouw, u heeft een flink verkoudheidsvirus te pakken. Gaat u maar even zitten.’ De arts begeleide me in een stoel, pakte mijn hoofd stevig vast en stopte twee watten in mijn neus. Plotsklaps zag ik weer helder en ik keek de huisarts recht in haar ogen aan. Het betrof een middelbare, witte vrouw met kort grijs haar. Ze lachte vriendelijk naar mij. Ik lachte terug uit beleefdheid. ‘Tweemaal daags een paracetamol, gedurende zes weken.’, zei ze. ‘En dan?’, vroeg ik. ‘Dan is het als het goed is over mevrouw.’.
Om eerlijk te zijn geloofde ik de huisarts niet helemaal, een dergelijke verkoudheid had ik nog nooit eerder ondervonden. Ik maakte me behoorlijke zorgen. Desondanks bleek de huisarts wel degelijk gelijk te hebben, want na vijf weken kwamen er enkel nog af en toe wat lichte pufjes uit mijn neusgaten en halverwege de zesde week was mijn verkoudheid helemaal over.